Voorbeelden van hergebruikte speelkaarten en hun verhaal

 

Over het hergebruik van speelkaarten kan ik letterlijk honderden verhalen vertellen. Voor uw middag of avond maak ik daar natuurlijk een selectie uit die past in de tijd maar ook bij de interesse van de toehoorders. Hierbij een paar voorbeelden.

 

De Franse koning Louis XVI hield van pracht en praal, dure kleding en kostbare feesten voor honderden gasten in zijn protserige paleis in Versailles met een gigantisch park. Terwijl het Franse volk geen eten had, smeten hij en zijn vrouw Marie Antoinette met geld. Geen probleem, want geld kun je toch gewoon blijven drukken? Nee dus. Frankrijk dreigde failliet te gaan. Om aan extra inkomsten te komen, werden zelfs loterijen georganiseerd. Uit zuinigheid werden speelkaarten uit incomplete spellen gebruikt om handgeschreven loten te maken. Deze kostten 12 sols (stuivers) per stuk. Maar dan kon je wel een 'leuke' prijs winnen: een set sokophouders versierd met vergulde parels en edelstenen. Of deze prijs ooit is uitgereikt? Het zou me verbazen.

De trekking was op 3 januari 1784. Vijf jaar later kwam de bevolking in opstand. De Franse Revolutie brak uit en de koning werd onder de guilotine onthoofd. 

 

Met de ontwikkeling van machines, die veel sneller konden produceren, verloren veel arbeiders hun baan. Dit leidde in de tweede helft van de 18de eeuw tot grote armoede. Onderwijs was alleen voor de rijken. De armen konden nauwelijks lezen en schrijven. Ze misten ook kennis over bijvoorbeeld gezonde voeding, hygiëne en zwangerschap. In de steden maar ook op het platteland werden veel kinderen geboren waar de moeder niet voor kon zorgen. Met een baby konden de moeders hun kans op werk wel vergeten. Ze zagen geen andere mogelijkheid dan om het kind te vondeling te leggen, in de hoop dat het door rijke mensen werd gevonden en geadopteerd. Overal stichtten weldoeners weeshuizen waar vondelingen konden worden gebracht om verzorgd te worden, onderwijs te krijgen en een vak te leren. Vaak lieten de moeders bij hun kind een bericht achter over de naam en de ouderdom van het kind. Ook gaven ze aan of ze gelovig waren en dat ze geen andere uitweg zagen dan het kind af te staan. Bij gebrek aan papier gebruikten ze bijna lege pagina's die ze stiekem uit kerkboeken scheurden en losse speelkaarten uit incompleet geraakte spellen.

Als ze een hele speelkaart in de kleding van de vondeling stopten, gaven ze daarmee aan voorgoed afstand van hun kind te doen. Wilden ze de mogelijkheid open houden om later, als ze in betere doen waren, het kind bij het weeshuis op te halen, dan knipten of scheurden ze een stuk van het bericht af. Alle berichten werden bewaard in de administratie van het weeshuis. Als de moeder haar stukje kon laten zien en het paste aan het andere deel, kon ze bewijzen dat het haar vondeling was.  

 

Geneeskunde was in de 18e eeuw nog doorspekt met kwakzalverij. Aan de ene kant was er de wetenschap, die kennis vergaarde op basis van serieuze studie naar oorzaken en het bewezen effect van behandelingen. Aan de andere kant bleven de minder geleerde mensen nog geloof hechten aan de middeltjes van ongediplomeerde wonderdokters, chirurgijnen en barbiers. Middeltjes die al werden beschreven in boeken uit de Middeleeuwen. Voor zulke medicijnen en behandelingen haalde men de ingrediënten meestal uit de natuur. Ook werd in de 18e eeuw aangenomen dat planeten van invloed zijn op de gezondheid van de mens. Het raadplegen van de vaak omvangrijke boeken over geneeskunde -of dat wat het moest zijn- was erg tijdrovend. Patiënten wilden uiteraard snel worden geholpen. Daarom gingen artsen en lieden die daar voor door wilden gaan de kennis uit boeken sterk verkort beschrijven in een kaartsysteem, waarin je gemakkelijk naar de oplossing van een probleem kon zoeken. Een kaartsysteem op de achterkanten van speelkaarten was handig en goedkoop. Of de remedies altijd doeltreffend waren, valt te betwijfelen. Het recept op de kaart luidt: '12 spinnen uit de grot met hun web, een lepel honing, een lepel roggemeel, een halve lepel azijn, zeer zuur (sterk), en een kwart lepel zout. Meng alles goed door elkaar, plaats tussen doeken (en) 2 uur voor de huivering aanbrengen op de pols, 24 uur laten zitten.' Inderdaad: laat maar zitten.

 

Over Napoléon Bonaparte kun je veel lelijke dingen zeggen, maar hij heeft het wel gemakkelijker gemaakt om een huis of ander gebouw te vinden. Door straten namen en panden nummers te geven. Daar had tot 1805 nog niemand aan gedacht. Op 4 februari van dat jaar begon de huisnummering in de Franse hoofdstad. Andere landen volgden. Voor die tijd was het knap ingewikkeld. Een adres moest worden aangeduid met herkenningstekens in de omgeving, zoals 'tegenover het huis met de leeuwenkop' of 'bij de mandemaker'. Rivieren en kanalen hadden al wel namen en daarlangs gelegen straten en wegen werden daar naar vernoemd. Officiële straatnamen waren vaak gebaseerd op bij het volk ontstane bijnamen, bijvoorbeeld de Barbierstraat als daar een haarsnijder was gevestigd. Ook gevelstenen en namen van huizen, kerken en openbare gebouwen waren een hulpmiddel. Een naam als Kerkstraat bestond al voordat hij officieel werd geregistreerd. Dit speelkaartje uit circa 1780 hielp iemand in Amsterdam een adres te vinden waar hij moest zijn: 'Franc le Comte, Wolvestraat boven het 4e Huys van de Heeregragt, bewoond door de Heer A. Feidler, Kousewinkel'. Zo te zien zat het kaartje opgevouwen in een broekzak.